
Het jongste Flowsmagazine beschrijft met een uitvoerige reeks reportages de breakbulksector in al zijn aspecten. Daarbij kijken we ook in de richting van de Vlaams-Nederlandse haven North Sea Port. Vandaag bezoeken we Supermaritime in Vlissingen.
Op het vlak van breakbulk blijft de Antwerpse haven een sleutelspeler. Maar het Nederlandse Supermaritime, een breakbulkstouwerij voor kleinere, klantspecifieke volumes in North Sea Port, werpt zich graag op als uitwijkmogelijkheid. “Met onze ligging in Vlissingen bieden we een kleinschalig en wendbaar alternatief”, zegt vestigingsdirecteur Martien Burger.
Oorspronkelijk opgericht als dochter en scheepsagent van het Nigeriaanse SGS, maakt Supermaritime Nederland bv in Vlissingen intussen al decennia deel uit van de Nederlandse moedergroep Supermaritime International met hoofdkantoor in Rotterdam. De stouwerij- en goederenafhandelingsdivisie van de groep in Vlissingen verhuisde in 2013 naar een nieuwe terminal op een oppervlakte van 90.000m² en een magazijn van 12.600 m² met bijhorende laad- en losinfrastructuur.
Lijndienststouwerij
“In Vlissingen heb je twee grote stouwerijbedrijven, Kloosterboer en Verbrugge, én twee kleinere spelers: ZZC, dat zich toelegt op fruit, en wij als enige lijndienststouwerij”, verduidelijkt Burger, die zelf gepokt en gemazeld is in de breakbulksector. “Ons bedrijf steunt op drie takken: lijndienststouwerij, projectlading en warehousing met inkomend en uitgaand verkeer van vrachtwagens. We hebben ongeveer twintig vaste personeelsleden in dienst en daarnaast maken we gebruik van flexibele medewerkers.”
De stouwerij heeft onder meer lijndiensten naar Suriname, Ecuador en Senegal. In totaal is de moedergroep actief met 35 kantoren in 17 landen wereldwijd. “Op Afrika varen we hoofdzakelijk met aardappelen en ajuinen”, schetst Burger. “Een voormalige kolonie als Suriname voert nog heel wat producten in van het voormalige moederland: van schoolboeken tot machinerie, auto’s of diepvriesfrieten.”
Export
Als kleine, gespecialiseerde breakbulkspeler ziet Supermaritime zijn grote buren Kloosterboer en Verbrugge niet als concurrenten. “Verbrugge bijvoorbeeld behandelt schepen van wel 30.000 tot 40.000 ton. Wij doen de overslag van kleinere, meer klantspecifieke volumes”, verduidelijkt Burger. “Het is daarom dat we elkaar ook niet bijten. Meer zelfs: met Verbrugge hebben we een operationele samenwerking. We vissen elk in een andere vijver en daarom gebruiken we elkaars loodsen, machines én mensen. We zijn bovendien de enige uitgaande breakbulkstouwerij in Vlissingen. De drie andere focussen zich voornamelijk op lossen. Wij leggen ons ook toe op export. Dat maakt het meteen ook complexer, want een schip lossen is relatief eenvoudig. Maar een schip laden, dat is een ander paar mouwen.”
Congestie op breakbulkterminals
Dé echte concurrentie van Supermaritime situeert zich in Antwerpen. “Op het vlak van lijndiensten blijft Antwerpen keizer, koning en admiraal, maar op termijn kunnen wij op beperkte schaal wel een alternatief bieden. Schepen lopen de haven van Vlissingen sneller in en uit dan in Antwerpen, en ook de congestie op het wegennet is hier geen issue. We zijn wendbaarder op dat vlak. De specifieke regeling rond havenarbeid met dokwerkers kennen wij niet, maar dat systeem heeft ook zijn voordelen. De arbeid is duur, maar vaste dokwerkers hebben kennis van zaken.”
Door de congestie van containerterminals merken ze bij Supermaritime dat meer en meer verladers een alternatief zoeken in breakbulk. “Maar vergis je niet: ook alle breakbulkterminals kennen op dit moment congestie. Doordat veel klanten zich gingen afvragen of alles nog wel in containers verscheept moest worden, hebben veel breakbulkterminals zich volgevreten met lading. Maar voor ons blijft het een prioriteit om eerst onze bestaande klanten te kunnen bedienen. De verleiding is groot om nieuwe klanten binnen te halen, maar je moet rekening houden met je capaciteit en dat maakt dat je niet op elke vraag ja kan zeggen.”
Riet uit China
Toch laat Supermaritime interessante opportuniteiten niet links liggen. “Sinds dit jaar leggen we ons toe op de import van riet uit China. De vraag naar het product stijgt, onder meer omdat er steeds meer rieten daken worden gelegd in Nederland. Riet is een product dat voorheen massaal werd ingevoerd per container, maar verladers schakelen nu ook over naar breakbulk.” Rollen riet gaan nu dus niet in de container, maar in het ruim van een schip om de prijs binnen de perken te houden. “We zijn momenteel de enige in West-Europa die dat aanbiedt”, zegt Burger. Toegevoegde waarde creëren tussen het lossen en laden, is voor de Nederlandse stouwerij een handelsmerk. “Wij verpakken bijvoorbeeld verschillende soorten goederen ter plaatse in op onze site, zoals levensmiddelen. Zo kunnen we onze klanten oplossingen op maat aanbieden.”
Menselijke factor
Begonnen in 1988 in de breakbulk heeft Martien Burger al meer dan dertig jaar een passie voor de sector. “Gekscherend zeggen we wel eens dat een containerstouwerij containers behandelt van 20- of 40-voet en op zondag een ‘open top’-container, en dan heb je het qua variatie gehad. Containerstouwerijen worden gecomputeriseerd en draaien op grote softwarepakketten. In de breakbulk is het elke dag iets anders. Het komt aan op kennis, kunde en ervaring. De menselijke factor is gewoon veel groter in een breakbulk- dan in een containerstouwerij. Dat maakt meteen dat we minder makkelijk kunnen vervangen worden door een computer”, lacht Burger.
Yannick De Spiegeleir
Wilt u dit artikel in printversie lezen? U krijgt ons magazine op eenvoudig verzoek. Mail uw naam en adres naar [email protected] en u krijgt het gratis toegestuurd.