Schitterende toekomst voor Antwerpse haven met ‘de Schelde vrij’

Flowsmagazine, Havens
Flowsredactie
Een oud schilderij dat ons een zicht geeft op de pakhuizen van het Willemdok.
Een oud schilderij dat ons een zicht geeft op de pakhuizen van het Willemdok. © Vrienden van het Nationaal Scheepvaartmuseum (VNSM)

Een beetje geschiedenis, ook te lezen in ons recente Flowsmagazine ’10 jaar Flows’. In Antwerpen konden er in de middeleeuwen al schepen aanmeren. Maar nadien volgden eeuwen van nietsdoen. Er kwam verandering toen Napoleon opdracht gaf een ‘Klein Dok’ en een ‘Groot Dok’ te bouwen. 

Vergeten we de tijd van Sint-Elooi en Sint-Amandus waarbij we al ‘Andouerpis’ (Antwerpen) schreven. Vergeten we de tijd dat de Vikingen hier in 836 de boel kort en klein sloegen. In 1221 kreeg Antwerpen stadsrechten. Het was dus werkelijk al een stad met vooral een degelijk uitgeruste haven: nu en dan kwam er een zeescheepje van de Hansa aan langs de meanders, die toen in hoofdzaak langs de Oosterschelde vloeiden.

Schelde ruim twee eeuwen dicht

Maar daar kwam verandering in. Samen met de achteruitgang van Brugge kwam de Westerschelde (of Hont, de oude naam voor de Westerschelde) opzetten. In 1421 zorgde een enorme vloed voor een gigantische catastrofe. Antwerpen kwam daar wel beter uit want de vaarroute werd de Westerschelde. Met de Westerschelde zou Antwerpen weldra geschiedenis schrijven: de ‘metropool’ was van 1488 tot 1568 de zegevierende hoofdstad van de wereldhandel. Er passeerden tot 350 zeeschepen per jaar uit alle hoeken van de wereld om in Antwerpen hun lading te lossen. Dat gebeurde voor het merendeel op de Scheldekade waar hooguit drie of vier schepen konden afmeren. Toen brak de geloofscrisis uit. In plaats van Antwerpen vond Amsterdam het ogenblik rijp om zich naar voor te schuiven. Tal van Antwerpse handelaars hadden overigens Amsterdam verkozen. De Schelde werd gesloten. Ze zou langer dan twee eeuwen dicht blijven.

Klein en Groot Dok

En dan was er Frankrijk … De Franse furie barstte los en vanaf 1794 hoorden wij (net als Zeeuws-Vlaanderen) bij Frankrijk. De Schelde werd vrij. In 1807 gaf Napoleon het bevel een Klein Dok te graven. Het werd op 1 januari 1811 plechtig ingevaren. In 1808 werd het Groot Dok aangevat, dat in 1812 werd geopend. Daarmee was Antwerpen een van de weinige havens die al dokken hadden. Het was wel in hoofdzaak een fregathaven, want Napoleon wou een ‘geladen pistool gericht op het hart van Engeland’ hebben.

Meteen na de Franse revolutie gaf koning Willem I – de vorst van Nederland én België – de dokken aan Antwerpen. Na de Belgische revolutie in 1830, boomde Antwerpen vanaf 1839, al gaf België daarvoor een enorme som aan Nederland: 28,5 miljoen franken tussen 1839 en 1863.

Midden in stadskern

Voorafgaand aan ‘de Schelde vrij’ hadden een aantal zakenkringen al aangedrongen op een havenuitbreiding. Concreet leidde dat in 1859 tot een Kattendijksluis en in 1860 tot een Kattendijkdok(je), los van het Klein (Napoleon-)dok en het Groot (Willem-)dok. Nu zou het snel gaan. Al in 1869 werd het Verbindingsdok aangelegd, het sluitstuk tussen de dokken, net als het Houtdok (toen nog Mexicodok geheten). Het Kempisch Dok en Asiadok volgden in sneltreinvaart in 1873. Het Kattendijkdok moest nog wat verlengd worden (1881) want daarop aansluitend kwamen het Amerikadok en het Afrikadok (1887). Het Afrikadok werd toen in de volksmond het ‘Siberiadok’ genoemd omdat het ‘zo ver van de bewoonde wereld lag’ … Intussen nam het volume toe van 2,45 miljoen ton in 1870 tot maar liefst 4,85 miljoen ton in 1890.

Afgezien van het Amerikadok en het Afrikadok, die in een latere fase een (fel verruimd) ‘Amerikadok’ werden genoemd, lag de oude haven dus nog netjes middenin de stadskern: precies op de plaats die we nu de ‘oude haven’ noemen, dat wil zeggen met kaaien voor toeristenbootjes en aanverwanten.

Titanenwerk

Intussen werd ook gewerkt aan de Royerssluis, die na allerlei incidenten pas in december 1908 gebruiksklaar was. Maar er werd ook met man en macht doorgewerkt aan gedurfde plannen om de Schelde al dan niet te verleggen, het een al bespottelijker dan het andere.

Parallel met de Royerssluis was in 1907 al geruime tijd de aanleg van een eerste fase van het Albertdok, met daarbij een Eerste Havendok, voltooid. Heel nipt zouden een verdere uitbreiding van het Albertdok en een Tweede en Derde Havendok nog net voor de Eerste Wereldoorlog gebruiksklaar zijn. In 1900 verwerkte de haven al 8,1 miljoen ton vracht en in 1913 zelfs 18,9 miljoen ton.

Toen brak de Eerste Wereldoorlog uit. Van de plannen voor een verplaatsing van de Scheldebedding of de Groote Doorsteek werd nadien niets meer gehoord. Andere plannen werden wel uitgevoerd. In 1928 – pas dan – werd de hele zone van aan de Kruisschanssluis (nu Van Cauwelaertsluis), langs het Hansadok en het Leopolddok, in gebruik genomen. Er ging een titanenwerk aan vooraf. Weliswaar ging dat ten koste van Oosterweel. Met het graven van het Albertkanaal moest er bovendien een aansluiting komen. Dat werd het Straatsburgdok. Een Vierde Havendok werd eveneens in gebruik genomen.

Vijfde en Zesde Havendok

Na de Tweede Wereldoorlog werden alvast het Petroleumdok en het Marshalldok operationeel. Even later werd ook een tweede sluis, de Boudewijnsluis, ingevaren en kon de haven eindelijk gerust zijn: ze had nu twee ‘realistische’ toegangen.

De bouw van een Vijfde Havendok stond al sinds 1951 op het programma maar pas toen de regering op 11 juni 1956 haar tienjarenprogramma bekendmaakte, kwam er schot in de zaak. Het Vijfde Havendok (en het Industriedok) werden als eerste gerealiseerd maar het grote werk ging naar het noorden: in 1964 was het Zesde Havendok klaar, in 1965 al een deel van het Kanaaldok en in 1966 was het Churchilldok gereed. De volgende twee jaar werd gewerkt aan de verdere afwerking van het Kanaaldok om in 1967 de Zandvlietsluis in gebruik te nemen. Intussen waren de Scheldedorpen Oorderen en Wilmarsdonk en het grootste deel van Lillo verdwenen. In 1981 werd het Delwaidedok – nu het Bevrijdingsdok – opgeleverd, een gigantisch dok. Pas in 1989 zou ook de Berendrechtsluis gereed zijn.

Land niets meer waard

Het tienjarenplan was amper goedgekeurd of de bollebozen dachten al aan de overzijde: de platte beemden van het Waasland. Toevallig had de verschrikkelijke storm van 1 februari 1953 daar vreselijk huisgehouden zodat het land “niets meer waard was” … Maar pas in 1979 werd de Kallosluis gerealiseerd, het Vrasenedok in 1987, het Waaslandkanaal en Doeldok zagen het licht in 1989. Later kwam daar nog het Verrebroekdok (2000) bij.

Op rechteroever had men intussen in de smiezen dat het veel voordeliger was om alvast de Scheldeoever te benutten voor reusachtige kaaien: de Europa Terminal en de Noordzee Terminal zagen kort na elkaar het licht. Het Deurganckdok op linkeroever leverde zware problemen. Het grootste getijdendok ter wereld werd pas in 2005 in gebruik genomen. De Kieldrechtsluis (2016) kende daarentegen geen enkel probleem.

Havencijfers

Van 23,5 miljoen ton overslag in 1938 ging het in 1956 al naar 37,7 miljoen ton. Maar de grote sprong voorwaarts moest nog komen. In 1980 werd 82 miljoen ton verwerkt, in 2010 al 178 miljoen ton en vlak voor het samengaan met de haven van Zeebrugge tekende Antwerpen het cijfer 239,9 miljoen ton op (2022). Dat was ongetwijfeld te wijten aan de verdieping van de Schelde tot 13,1 meter. Anders zou het er helemaal anders uitgezien hebben.

Paul Verbraeken
Schitterende toekomst voor Antwerpse haven met ‘de Schelde vrij’ – Flows

Schitterende toekomst voor Antwerpse haven met ‘de Schelde vrij’

Flowsmagazine, Havens
Flowsredactie
Een oud schilderij dat ons een zicht geeft op de pakhuizen van het Willemdok.
Een oud schilderij dat ons een zicht geeft op de pakhuizen van het Willemdok. © Vrienden van het Nationaal Scheepvaartmuseum (VNSM)

Een beetje geschiedenis, ook te lezen in ons recente Flowsmagazine ’10 jaar Flows’. In Antwerpen konden er in de middeleeuwen al schepen aanmeren. Maar nadien volgden eeuwen van nietsdoen. Er kwam verandering toen Napoleon opdracht gaf een ‘Klein Dok’ en een ‘Groot Dok’ te bouwen. 

Vergeten we de tijd van Sint-Elooi en Sint-Amandus waarbij we al ‘Andouerpis’ (Antwerpen) schreven. Vergeten we de tijd dat de Vikingen hier in 836 de boel kort en klein sloegen. In 1221 kreeg Antwerpen stadsrechten. Het was dus werkelijk al een stad met vooral een degelijk uitgeruste haven: nu en dan kwam er een zeescheepje van de Hansa aan langs de meanders, die toen in hoofdzaak langs de Oosterschelde vloeiden.

Schelde ruim twee eeuwen dicht

Maar daar kwam verandering in. Samen met de achteruitgang van Brugge kwam de Westerschelde (of Hont, de oude naam voor de Westerschelde) opzetten. In 1421 zorgde een enorme vloed voor een gigantische catastrofe. Antwerpen kwam daar wel beter uit want de vaarroute werd de Westerschelde. Met de Westerschelde zou Antwerpen weldra geschiedenis schrijven: de ‘metropool’ was van 1488 tot 1568 de zegevierende hoofdstad van de wereldhandel. Er passeerden tot 350 zeeschepen per jaar uit alle hoeken van de wereld om in Antwerpen hun lading te lossen. Dat gebeurde voor het merendeel op de Scheldekade waar hooguit drie of vier schepen konden afmeren. Toen brak de geloofscrisis uit. In plaats van Antwerpen vond Amsterdam het ogenblik rijp om zich naar voor te schuiven. Tal van Antwerpse handelaars hadden overigens Amsterdam verkozen. De Schelde werd gesloten. Ze zou langer dan twee eeuwen dicht blijven.

Klein en Groot Dok

En dan was er Frankrijk … De Franse furie barstte los en vanaf 1794 hoorden wij (net als Zeeuws-Vlaanderen) bij Frankrijk. De Schelde werd vrij. In 1807 gaf Napoleon het bevel een Klein Dok te graven. Het werd op 1 januari 1811 plechtig ingevaren. In 1808 werd het Groot Dok aangevat, dat in 1812 werd geopend. Daarmee was Antwerpen een van de weinige havens die al dokken hadden. Het was wel in hoofdzaak een fregathaven, want Napoleon wou een ‘geladen pistool gericht op het hart van Engeland’ hebben.

Meteen na de Franse revolutie gaf koning Willem I – de vorst van Nederland én België – de dokken aan Antwerpen. Na de Belgische revolutie in 1830, boomde Antwerpen vanaf 1839, al gaf België daarvoor een enorme som aan Nederland: 28,5 miljoen franken tussen 1839 en 1863.

Midden in stadskern

Voorafgaand aan ‘de Schelde vrij’ hadden een aantal zakenkringen al aangedrongen op een havenuitbreiding. Concreet leidde dat in 1859 tot een Kattendijksluis en in 1860 tot een Kattendijkdok(je), los van het Klein (Napoleon-)dok en het Groot (Willem-)dok. Nu zou het snel gaan. Al in 1869 werd het Verbindingsdok aangelegd, het sluitstuk tussen de dokken, net als het Houtdok (toen nog Mexicodok geheten). Het Kempisch Dok en Asiadok volgden in sneltreinvaart in 1873. Het Kattendijkdok moest nog wat verlengd worden (1881) want daarop aansluitend kwamen het Amerikadok en het Afrikadok (1887). Het Afrikadok werd toen in de volksmond het ‘Siberiadok’ genoemd omdat het ‘zo ver van de bewoonde wereld lag’ … Intussen nam het volume toe van 2,45 miljoen ton in 1870 tot maar liefst 4,85 miljoen ton in 1890.

Afgezien van het Amerikadok en het Afrikadok, die in een latere fase een (fel verruimd) ‘Amerikadok’ werden genoemd, lag de oude haven dus nog netjes middenin de stadskern: precies op de plaats die we nu de ‘oude haven’ noemen, dat wil zeggen met kaaien voor toeristenbootjes en aanverwanten.

Titanenwerk

Intussen werd ook gewerkt aan de Royerssluis, die na allerlei incidenten pas in december 1908 gebruiksklaar was. Maar er werd ook met man en macht doorgewerkt aan gedurfde plannen om de Schelde al dan niet te verleggen, het een al bespottelijker dan het andere.

Parallel met de Royerssluis was in 1907 al geruime tijd de aanleg van een eerste fase van het Albertdok, met daarbij een Eerste Havendok, voltooid. Heel nipt zouden een verdere uitbreiding van het Albertdok en een Tweede en Derde Havendok nog net voor de Eerste Wereldoorlog gebruiksklaar zijn. In 1900 verwerkte de haven al 8,1 miljoen ton vracht en in 1913 zelfs 18,9 miljoen ton.

Toen brak de Eerste Wereldoorlog uit. Van de plannen voor een verplaatsing van de Scheldebedding of de Groote Doorsteek werd nadien niets meer gehoord. Andere plannen werden wel uitgevoerd. In 1928 – pas dan – werd de hele zone van aan de Kruisschanssluis (nu Van Cauwelaertsluis), langs het Hansadok en het Leopolddok, in gebruik genomen. Er ging een titanenwerk aan vooraf. Weliswaar ging dat ten koste van Oosterweel. Met het graven van het Albertkanaal moest er bovendien een aansluiting komen. Dat werd het Straatsburgdok. Een Vierde Havendok werd eveneens in gebruik genomen.

Vijfde en Zesde Havendok

Na de Tweede Wereldoorlog werden alvast het Petroleumdok en het Marshalldok operationeel. Even later werd ook een tweede sluis, de Boudewijnsluis, ingevaren en kon de haven eindelijk gerust zijn: ze had nu twee ‘realistische’ toegangen.

De bouw van een Vijfde Havendok stond al sinds 1951 op het programma maar pas toen de regering op 11 juni 1956 haar tienjarenprogramma bekendmaakte, kwam er schot in de zaak. Het Vijfde Havendok (en het Industriedok) werden als eerste gerealiseerd maar het grote werk ging naar het noorden: in 1964 was het Zesde Havendok klaar, in 1965 al een deel van het Kanaaldok en in 1966 was het Churchilldok gereed. De volgende twee jaar werd gewerkt aan de verdere afwerking van het Kanaaldok om in 1967 de Zandvlietsluis in gebruik te nemen. Intussen waren de Scheldedorpen Oorderen en Wilmarsdonk en het grootste deel van Lillo verdwenen. In 1981 werd het Delwaidedok – nu het Bevrijdingsdok – opgeleverd, een gigantisch dok. Pas in 1989 zou ook de Berendrechtsluis gereed zijn.

Land niets meer waard

Het tienjarenplan was amper goedgekeurd of de bollebozen dachten al aan de overzijde: de platte beemden van het Waasland. Toevallig had de verschrikkelijke storm van 1 februari 1953 daar vreselijk huisgehouden zodat het land “niets meer waard was” … Maar pas in 1979 werd de Kallosluis gerealiseerd, het Vrasenedok in 1987, het Waaslandkanaal en Doeldok zagen het licht in 1989. Later kwam daar nog het Verrebroekdok (2000) bij.

Op rechteroever had men intussen in de smiezen dat het veel voordeliger was om alvast de Scheldeoever te benutten voor reusachtige kaaien: de Europa Terminal en de Noordzee Terminal zagen kort na elkaar het licht. Het Deurganckdok op linkeroever leverde zware problemen. Het grootste getijdendok ter wereld werd pas in 2005 in gebruik genomen. De Kieldrechtsluis (2016) kende daarentegen geen enkel probleem.

Havencijfers

Van 23,5 miljoen ton overslag in 1938 ging het in 1956 al naar 37,7 miljoen ton. Maar de grote sprong voorwaarts moest nog komen. In 1980 werd 82 miljoen ton verwerkt, in 2010 al 178 miljoen ton en vlak voor het samengaan met de haven van Zeebrugge tekende Antwerpen het cijfer 239,9 miljoen ton op (2022). Dat was ongetwijfeld te wijten aan de verdieping van de Schelde tot 13,1 meter. Anders zou het er helemaal anders uitgezien hebben.

Paul Verbraeken