"In het artikel over de goede positie die België bekleedt op de Logistics Performance Index (LPI) is het zorgwekkend om te zien dat we op het gebied van douaneprocessen slechts op de veertiende plaats staan.
Controleprocessen, de efficiëntie en snelheid daarvan, een goed evenwicht tussen facilitering en controle, het aanbieden van vereenvoudigingen voor bonafide bedrijven, enzovoort, het zijn allemaal elementen die van groot belang zijn om goederenstromen aan te trekken in onze havens. De keuze van een haven wordt mee beïnvloed door de vlotte doorstroming tijdens controleprocessen. Daarnaast mogen we de inkomsten (douanerechten) die de Belgische overheid hierdoor genereert, niet vergeten.
In het licht van de uitdagingen rond 'centralised clearance' binnen de EU en de ambitie om 'European customs competence centers' van grote internationale bedrijven aan te trekken naar België, is die veertiende plaats een zeer slecht signaal.
We stellen vast dat bij de top van de douane hard wordt gewerkt om een omslag te maken onder leiding van de administrateur-generaal en zijn team. Hij geniet hier de volle steun van het bedrijfsleven. Er wordt de juiste focus gelegd om een kader te creëren voor het aantrekken van customs competence centers, het niveau van douanekennis wordt opgeschroefd, het overleg tussen overheid en bedrijfsleven in het Nationaal Forum verloopt beter dan ooit, er is aandacht voor de brexit, voor de drugsproblematiek, enzovoort.
Maar de resultaten in de LPI zijn een weergave van de perceptie van het (internationale) bedrijfsleven ten aanzien van de werking van onze douane op het terrein. Daar knelt het schoentje nog te vaak. Er is het gebrek aan personeel op de GIP (grensinspectieposten) met ongehoorde wachttijden en extra kosten voor de bedrijven. Er zijn willekeurige boetes en een vervolgingsbeleid waar bonafide bedrijven worden geconfronteerd met onterechte vervolgingen. Er is het aangiftesysteem (NCTS) dat uitviel gedurende meerdere dagen, met enorme kosten voor bedrijven tot gevolg. Er zijn afspraken met de top van de douane die op het terrein niet worden nageleefd of waar men maanden moet wachten tot de richtlijnen gepubliceerd worden. Er zijn verschillende interpretaties tussen verschillende regio’s, enzovoort.
Het slechte resultaat verbaast ons niet als we dit afzetten tegen de dagelijkse mails, telefoons en berichten die we ontvangen van havenbedrijven en logistieke spelers. De laatste maanden hebben wij binnen onze organisaties VEA, ASV, en Alfaport-Voka, vier mensen die bijna niets anders doen dan brandjes blussen en problemen aankaarten met betrekking tot douane-issues en ze trachten op te lossen. Tijd die veel nuttiger zou kunnen besteed worden.
Wij blijven het beleid van de top van de douane en het kabinet steunen omdat we ervan overtuigd zijn dat de juiste focus wordt gelegd. Maar het zal wellicht nog enige tijd duren vooraleer we bij de top 3 van de LPI behoren op douanevlak."
Olivier Schoenmaeckers, directeur VEA